Het Dinghuis was lange tijd het hoogste gebouw in Maastricht. Het gebouw ontleent zijn naam aan een juridische term: waar gedingt of rechtgesproken werd. Het was dus een gerechtshof. In het Dinghuis zetelde het hooggerecht van Luik en Brabant in de tijd dat de hertog van Brabant en de prinsbisschop van Luik de scepter zwaaiden in Maastricht.
Het kantoor van het VVV is gehuisvest in het Dinghuis. Het hoge dak van het Dinghuis domineert de kruising van de Grote Staat en de Kleine Staat, door de Maastrichtenaren aangeduid als de ‘Verenigde Staten’. Oorspronkelijk droeg het pand een andere naam: huis De Mayo of De Mei dat reeds in 1377 werd vermeld. Het Dinghuis zoals wij het nu kennen, stamt uit ca 1475, zoals we weten uit een beschrijving van de humanist Herbenus. Het gebouw is opgetrokken in vakwerkbouw. Dat laat de zijgevel aan de Jodenstraat nog steeds zien. Zo’n constructie bestaat uit een opeenstapeling van verticale stijlen en horizontale balken. Zo ontstaan er rechthoekige vlakken die (in het geval van het Dinghuis) in 1696 zijn opgevuld met baksteen. Met zijn zijgevel in vakwerkbouw draagt het gebouw een duidelijk laatmiddeleeuwse karakter.
De voorgevel dateert uit de zestiende eeuw en is uitgevoerd in Naamse hardsteen. De voorgevel is te karakteriseren als Maaslandse Renaissance. Aan de hand van bouwsporen in de kap blijkt dat het Dinghuis nog hoger is geweest. Die hoge zolder diende het gerechtshof tot gevangenis. Nadat het gebouw in 1793 tijdens het beleg van de stad door de Fransen door een bom was getroffen, werd het verlaagd met een bouwlaag.
De voorgevel is twee meter breder dan de achtergevel en de middelste vensteras is breder dan de twee flankerende vensterassen. De vensters bezitten stenen kruisen en halfronde timpanen met wapenschildjes en laatgotische ornamenten erin aangebracht. Het beeldhouwwerk aan de gevel (voorzijde) is tijdens de Reformatie verwijderd. De wijzerplaat van wat wordt genoemd, de ‘oerklok’, met maar één grote wijzer bevindt zich nog steeds in de voorgevel. Het Dinghuis werd verbouwd in 1598. Bij die gelegenheid werden aan de zijkant (Jodenstraat) twee erkers op de tweede woonlaag aangebracht. De erkers waren een eeuw later zo bouwvallig, dat ze weer werden verwijderd. Dat was in 1696 toen ook de voorgevel werd hersteld. Het jaartal 1696 is te zien in de boogvulling van het middelste raam op de derde verdieping. Voor het Dinghuis stond tot 1746 een bordes dat rustte op vier zuilen en bereikbaar was middels een trap aan weerszijde. Nadat dit bordes was afgebroken, werd er een nieuwe ingang gemaakt aan de Jodenstraat; achter de entree werd een trap naar de eerste verdieping aangelegd. De voorgevel kreeg een nieuwe deur met twee ramen aan weerszijden.
In 1793 werd kreeg de voorgevel en driehoekig timpaan uit mergelsteen; daarin werd ‘de oerklok’ geplaatst. Het torentje werd ook toen geplaatst. Het bestaat uit een zeshoekige torenkamer met daarop de lantaarn, omgeven door een ijzeren balustrade.
De stadstrompetter zetelde in het torentje. De trompetter had ook een functie als brandwacht. Vanaf zijn hoge positie kon hij immers de hele stad overzien. Dat was een verantwoordelijke taak. Op 9 juni 1722 brak er brand uit in een pand aan de Boschstraat. De torenwachter vergat het ’klocksken’ te luiden. Voor straf werd hij in het Dinghuis drie dagen op water en brood gevangen gezet.
Overigens: pas in 1912 werd de dubbele trap met bordes voor de pui geplaatst.
In de negentiende eeuw was het Dinghuis, huis van bewaring of zoals dat toen heette : provoosthuis. Het was tevens wapenarsenaal voor de Dienstdoende Schutterij. Vanaf 1881 bood het Dinghuis ook domicilie aan Limburgsch Geschied- en Oudheidkundig Genootschap (LGOG). Ook het Provinciaal Museum was erin gevestigd van 1884 tot 1914. Vanaf 1921 bood het pand onderdak aan de kamer van Koophandel en Fabrieken. In de kelder was de ‘stadstaveerne’ ingericht. Het interieur van de taveerne was beschilderd door J. van Anrooy.
Thans heeft het VVV van Maastricht er zijn hoofdkantoor na een ingrijpende verbouwing in 1985. De meeste oudere Maastrichtenaren zullen het Dinghuis kennen van het bekende poppentheater van Pieke Dassen dat er na 1945 in de kelder werd gevestigd: de Poesjenellenkelder.