Achter het Generaalshuis verrijst sinds de opening in 1992 en onzichtbaar voor wie op het trottoir voor dit fraaie stadspaleis staat, het theater aan het Vrijthof. Ooit lag op deze plek het klooster van de witte vrouwen. De beroemdste kloosterlinge zou mariken van nimwegen geweest zijn, die in Maastricht tot de orde toetrad als boetedoening voor haar zondige leven.
Aan de noordzijde van het Vrijthof werd omstreeks 1230 het klooster van de Witte Vrouwen of Magdalenerinnen, een orde voor zogeheten ‘gevallen vrouwen’ en bekeerde ‘boetvaardige zondaressen’ gesticht. In het souterrain van het Theater aan het Vrijthof zijn nog enkele restanten van dit middeleeuwse klooster te zien. De nonnetjes verbleven er tot 1795, toen het klooster werd opgeheven. Acht jaar later (1803) kocht de Belgische koopman P.F. de Ceuleneer het complex; hij liet het klooster grotendeels slopen en bouwde op deze locatie een groot stadspaleis, naar een ontwerp van de architect François Hermans. De brede statige façade is een mooi voorbeeld van het vroeg negentiende-eeuwse neoclassicisme in de architectuur met zijn geometrische indeling en strikt symmetrische opbouw.
In het fronton boven het middenrisaliet is een reliëf aangebracht door de Luikse beeldhouwer Mathieu Tombay, die hier de personificaties van de landbouw en de handel heeft uitgebeeld. De sluitsteen boven de entree toont een Gorgokop met slangenhals, terwijl de sluitstenen van de beide poorten een Gigantenkop tonen. In de middenas van de gevel lag de entree tot de woning van De Ceuleneer. De hal van de woning werd gedomineerd door een riante imperiale trappartij, die helaas bij de verbouwing tot theater in 1988 is verwijderd. Het plafond is gelukkig wel in goede staat behouden gebleven met een fraai stucwerkmedaillon waarin de Napoleontische adelaar is opgenomen. De verschillende schouwen in het gebouw zijn versierd met stucwerk uit deze periode die het ‘empire’ wordt genoemd. De Luikse schilder Charles Soubre bracht in 1860 in de salon op de eerste verdieping acht wandschilderingen aan met de personificaties van de vier jaargetijden, de vier elementen en allegorische voorstellingen van de architectuur, beeldhouwkunst, schilderkunst, poëzie en muziek.
Het Generaalshuis is genoemd naar generaal baron Bernard Dibbets (1782-1839), die als gouverneur van het garnizoen de vestingstad Maastricht in de jaren dertig van de negentiende eeuw tijdens de Belgische Opstand (1830-1839) voor het noorden, dus voor het Koninkrijk der Nederlanden, wist te behouden. Het pand kende talrijke en zeer verschillende bestemmingen tot het omstreeks 1990 zijn huidige bestemming kreeg als monumentale entree, kantoorruimte en balie voor het erachter gelegen Theater aan het Vrijthof.