In de Hoogbrugstraat in de voorstad Wyck ligt het Sint Gilleshospitaal. Het pittoreske rood gesausde gebouw was ooit een middeleeuws gasthuis, bestemd voor de opvang van zieke pelgrims die het graf van Sint Servatius bezochten. Het gasthuis was genoemd naar de heilige egidius, een van de veertien noodhelpers.
De noodhelpers of de Veertien Heilige Helpers waren heiligen, die uiterst populair waren in de rooms katholieke volksdevotie. Zij worden helpers genoemd omdat zij in het bijzonder zouden helpen bij allerlei ziektes en lichamelijke aandoeningen of beschermden tegen een plotselinge dood. Sint Gilles of Sint Egidius (640-724) was een kluizenaar en tevens abt; hij bood bescherming tegen allerlei plagen. Gillis stichtte rond 680 een klooster in het latere Saint-Gilles (Zuid-Frankrijk) en werd er abt. Zijn feestdag werd op 1 september gevierd. De katholieke kerk heeft de Noodhelpers, als tamelijk obscure heiligen uit de canon van katholieke heiligen geschrapt omstreeks 1970. Egidius was een nijver baasje; hij is de patroon van de herders, de jagers, de schipbreukelingen, de bedelaars, de kreupelen, de fysiek gehandicapten, de smeden, de kruideniers, de vetsmelters, van het hout, het bos en het vee en de paarden. Hij wordt aangeroepen bij brand, dorheid, storm en ongeluk, bij de biecht, bij geestelijke nood en verlatenheid, bij nachtangst, tegen het vallen, geestesziekten, epilepsie, melaatsheid, (borst)kanker en onvruchtbaarheid bij mens en dier. Sint Gilles had nogal wat te doen, dus!
Naar deze vrome noodhelper is het Sint Gilleshospitaal in Wyck vernoemd. In de volksmond werd het Gilleshospitaal het ’kevintsje’ (het conventje, het kloostertje) genoemd. Het gasthuis van Sint Gilles omvat een kapel en twaalf kamers gelegen aan een lange gang. In de façade zien we een drietal kruisvensters in hardstenen omlijstingen aan weerszijden van de toegangsdeur. De vensters zijn voorzien van luiken. Aan de oostzijde is ter breedte van twee traveeën een kapel gebouwd. Een kroonlijst loopt over de hele lengte van het pand, terwijl het dakvlak wordt doorbroken door vier dakkapellen. Boven de entree is een gevelsteen met het jaartal 1762. In de gevelsteen laten de contouren vermoeden dat daar ooit een buste van Sint Gilles was te zien met zijn attributen: een hinde en een pijl.
In 1286 werd het gasthuis voor het eerst vermeld als het ‘Hospitaal van de zalige Egidius in Wyck’. Het werd geleid door een geestelijke namens het kapittel van Onze–Lieve- Vrouwe, die aan de bewoners ook catechismusles gaf. In 1610 werd het ‘kevintsje’ verkocht aan het garnizoen en vanaf dan werd het als militair wachthuis gebruikt. Kroniekschrijver Adam van Broeckhuysen vermeldt in 1731 dat het pand als hoofdwacht diende en dat soldaten waren ondergebracht in de kapel. In 1795 werd het pand gerenoveerd en vanaf die tijd diende het als onderkomen voor twaalf oude, verarmde vrouwen, minimaal zestig jaar oud, die wekelijks een geldbedrag en kolen kregen. Die functie ‘bejaardentehuis voor arme vrouwen’ behield het Gilleshospitaal tot het derde kwart van de twintigste eeuw.