Op de markt, op de plaats waar ooit tot 1658 de oude middeleeuwse lakenhal stond, staat het monumentale stadhuis van Maastricht. Het statige bouwwerk is een schoolvoorbeeld van de noordelijke klassicistische barokstijl. Tijdens de bouw sprak men al van: ‘een seer magnifique stadhuis’.
Het ‘seer magnifique’ stadhuis op de Markt werd gebouwd tussen 1659 en 1664 in een stijl die niet specifiek was voor de Zuidelijke-Nederlanden: de Hollandse Renaissancestijl. Beter is het te spreken van classicistische stijl. Ook de positie van het stadhuis – midden op het Marktplein – is niet zuidelijk, waar bijvoorbeeld in het nabijgelegen Luik het stadhuis in een gevelwand van het centrale plein is ingebouwd. Dat is te danken aan de architect van het stadhuis Pieter Post (1608-1669), die bekendheid had verworven als assistent van Jacob van Campen (1596-1657), de bouwmeester van het stadhuis van Amsterdam, thans het Paleis op de Dam. De stad was in 1632 veroverd door prins Frederik Hendrik van Oranje (1584-1647) en sindsdien was de Hollandse invloed in de stad merkbaar belangrijk geworden.
Pieter Post ontwierp voor Maastricht een perfect symmetrisch strak eenvoudig bouwwerk. De functies van het stadhuis zijn herkenbaar in de indeling van gebouw. De middenas van oost naar west verdeeld het stadhuis in een Luikse zijde aan de noordkant en een Brabantse helft aan de westzijde. Een deel voor elk van de beide heersers in de stad. Maastricht zou tot de Franse tijd – eind achttiende eeuw – een tweeherig stadsbestuur kennen. De vier gevels zijn identiek op klassieke wijze opgebouwd uit ramen, omlijstingen en pilasters. De westelijke gevel is de hoofdgevel met zijn grote dubbele trap die door een portiek wordt overdekt met links de opgang voor de Luikse heren en rechts voor de Brabantse magistraat. De enige versiering is te zien in het fronton en in de twee hoekreliëfs. Daarin zijn afgebeeld: de stadsengel met het wapenschild en Mars, de god van de ruige woeste oorlog en Minerva de godin van de strategische, met beleid gevoerde oorlog.
Men komt het stadhuis binnen en staat meteen in de grote centrale hal met zijn open galerijen. De hal wordt van oudsher ‘plein’ genoemd. Rondom het plein en de galerijen liggen de werkvertrekken. In de hal is een koepelschildering aangebracht van de Haagse kunstschilder Theodoor van der Schuer (1628-1707). De monumentale beschildering stelt de vier elementen voor. Vlak voor zijn dood (1704-1705) vervaardigde Van der Schuer ook nog fraaie schoorsteenstukken in de zogenaamde Prinsenkamer (de kamer van de prinsbisschop van Luik), de kamer van de Luikse schepenen en de Raadkamer. De inrichting van de kamers dateert grotendeels uit de achttiende eeuw. Het stadhuis bezit een prachtige collectie Vlaamse wandtapijten, Italiaans stucwerk, Luikse schouwstukken en schitterend Hollands goudleerbehang met Chinese motieven, schilderijen van Hollandse meesters en bijzonder meubilair. Deze collectie vormt tezamen een internationaal kunstensemble.
Het carrillon in de toren telt 43 klokken en het wordt zeer regelmatig bespeeld door de ‘stadsbeiaardier’.